Brabant stuurt al sinds 2017 op stalregels
Noord-Brabant is al lang geen provincie meer waar stikstofbeleid “ergens in Den Haag” wordt gemaakt en Brabant alleen maar uitvoert. Al in 2017 zette de provincie een duidelijke stap: strenger sturen op ammoniak en stalsystemen, met het idee dat je via stalregels en innovatie de uitstoot omlaag krijgt en tegelijk ontwikkeling mogelijk houdt.
Die lijn is daarna niet verdwenen, maar is steeds harder in aanraking gekomen met de werkelijkheid van procedures en rechtspraak. Waar beleid vaak gaat over plannen en tijdpaden, gaat het juridische speelveld over één vraag: kun je vandaag aantonen dat Natura 2000 er niet verder op achteruitgaat en dat de noodzakelijke daling van stikstofdepositie binnen afzienbare tijd ook echt wordt geleverd?
Waarom Brabant nu opnieuw doorpakt
Precies in dat spanningsveld is Brabant nu opnieuw met een plan gekomen. Niet omdat er ineens nieuwe liefde voor regels is ontstaan, maar omdat de provincie merkt dat het stikstofdossier juridisch “wegloopt”: vergunningverlening zit vast, en tegelijk groeit de druk op bestaande vergunningen.
Een belangrijk mechanisme daarachter zijn intrekkingsverzoeken van milieuorganisaties. Die procedures gaan niet over een nieuw plan, maar over bestaande natuurvergunningen die al zijn verleend. En ze blijken – keer op keer – een effectief middel om de overheid te dwingen concreet te maken welke maatregelen binnen welke termijn de noodzakelijke daling leveren.
De lobbyketen: ZLTO-brief naar politieke motie
In het politieke debat wordt dat risico vaak onderschat. De afgelopen weken zagen we hoe een lobby ontstaat die begrijpelijk is, maar gevaarlijk als je niet óók de juridische realiteit meeneemt.
ZLTO stuurt een brief aan politici om te waarschuwen voor uitvoerbaarheid, investeringsdruk en rechtszekerheid. Vervolgens komt er lokaal actie: in Gemert-Bakel dienden CDA, Dorpspartij en VVD een motie vreemd en een brief aan Gedeputeerde Staten in met als boodschap richting de provincie: rem af, heroverweeg, en wacht op nieuw beleid vanuit Den Haag.
Intrekkingsverzoeken: milieuorganisaties pakken door
Terwijl de politieke lobby draait om “wachten” en “nieuw kader”, gaat de juridische wereld echter door. Milieuorganisaties wachten niet op coalitieakkoorden; zij gebruiken het instrument dat nú beschikbaar is. Dat instrument heet het intrekkingsverzoek. Daarmee vraag je GS om een bestaande natuurvergunning (geheel of gedeeltelijk) in te trekken of te beperken. GS moet daarop beslissen. En als GS weigert, komt de zaak bij de rechter, die toetst of die weigering voldoende is gemotiveerd in het licht van het verslechteringsverbod en de plicht om passende maatregelen te treffen.
Waarom dit voor agrarische bedrijven nú zo’n risico is, is eenvoudig. Het doel van de strategie is niet alleen “het beleid beïnvloeden”, maar ook het afdwingen van concrete reductie.
Milieuorganisaties kiezen vaak dossiers waar kwetsbaarheid zit: vergunningen met latente (onbenutte) ruimte, bedrijven dicht bij stikstofgevoelige natuur, of situaties waarin het bevoegd gezag geen strak, tijdgebonden maatregelenpakket kan laten zien.
Door een intrekkingsverzoek dwingen zij de overheid om kleur te bekennen: als je niet intrekt, welke andere passende maatregelen leveren dan aantoonbaar en tijdig de noodzakelijke daling?
Esbeek: weigeren zonder plan houdt geen stand
Dat is precies wat de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op woensdag 2 juli 2025 nog eens scherp heeft gemaakt. In de zaak over een varkenshouderij in Esbeek, op verzoek van de Stichting Brabantse Milieufederatie, oordeelde de Afdeling dat GS Noord-Brabant onvoldoende had onderbouwd waarom het intrekkingsverzoek was afgewezen.
In gewone taal: je kunt niet volstaan met verwijzen naar algemeen beleid of plannen; je moet als provincie inzichtelijk maken welke daling noodzakelijk is, binnen welke termijn die daling wordt gerealiseerd en welke maatregelen dat concreet gaan leveren. En: de Afdeling legde er een harde deadline bovenop. GS moest uiterlijk 1 december 2025 opnieuw beslissen.
Beschermplicht provincie: zonder maatregelen geen grond
Dit punt raakt aan de kernverantwoordelijkheid van de provincie. Noord-Brabant heeft niet alleen beleid, maar ook een wettelijke plicht om Natura 2000 te beschermen en verslechtering te voorkomen. Dat is precies waarom de rechter bij intrekkingsverzoeken niet genoegen neemt met “we zijn bezig” of “we wachten op nieuw beleid”. Als er geen concreet, tijdgebonden en aannemelijk maatregelenpakket ligt dat de noodzakelijke daling levert, dan ontbreekt de grond om een intrekkingsverzoek stevig te weigeren.
De Afdeling maakte dat in de Esbeek-zaak expliciet: GS had “onvoldoende inzichtelijk gemaakt welke andere passende maatregelen binnen afzienbare termijn zullen worden getroffen”. En de Afdeling zette er procesdruk achter door een harde termijn te stellen: uiterlijk 1 december 2025 moest GS opnieuw beslissen en dat besluit bekendmaken.
Waarom wachten boeren kwetsbaar maakt
Daarom is “wachten” geen neutrale tussenstand. Wachten betekent: in de tussentijd heb je geen stevig juridisch verhaal om intrekkingsverzoeken af te weren, tenzij je ondertussen een concreet, aantoonbaar en tijdgebonden reductiepad neerzet. Zonder zo’n vangrail verander je wachten in een loterij. Niet voor de sector in het algemeen, maar voor individuele bedrijven.
Het eerste bedrijf dat in het vizier komt, draagt het volle risico. Dat bedrijf is niet “een dossier”, maar een ondernemer met financiering, investeringen, personeel en toekomstplannen.
Waarom wij tegen de motie stemden
En dat is precies waarom wij tegen de motie vreemd hebben gestemd. Niet omdat we de zorgen van boeren niet zien, en ook niet omdat we vinden dat elk provinciaal instrument perfect is. Maar omdat deze motie de juridische werkelijkheid wegdrukt. De motie suggereert rust door te wachten, terwijl de rechtspraak laat zien dat wachten juist kan uitmonden in snelle, harde juridische escalatie bij individuele ondernemers.
Dorpspartij: geen jurist, wel risico doorschuiven
In dat licht is het moeilijk te volgen als de Dorpspartij in de discussie reageert op mijn inzet over juridische risico’s met “ik ben geen jurist, dus ik kan dat niet inschatten”, maar vervolgens wel meegaat in een lobbylijn die boeren het grootste risico laat dragen. Als je zegt dat je het juridische risico niet kunt wegen, dan is het logisch om het risico serieus te laten wegen, en je politieke lijn daarop aan te passen.
Niet om het weg te wuiven en daarna toch een koers te steunen die boeren kwetsbaar maakt voor precies die procedures.
VVD Gemert-Bakel valt eigen gedeputeerde af
Voor de VVD Gemert-Bakel komt daar nog een extra laag bovenop. Door deze motie mee in te dienen valt de lokale VVD feitelijk de eigen portefeuillehouder op provinciaal niveau af. Gedeputeerde Wilma Dirken heeft bij het doorzetten van de Brabantse koers uitgelegd dat de provincie niet de luxe heeft om stil te staan, juist omdat vergunningverlening vastzit en de juridische druk oploopt. De kern van die provinciale lijn is: doorzetten om te reduceren en juridisch weerbaar te worden, zodat procedures (handhaving en intrekking) niet de agenda gaan bepalen.
Het beeld dat hier ontstaat, is dat de VVD lokaal opnieuw zonder voldoende dossierkennis aansluit in een blok met CDA en Dorpspartij. Dat zagen we eerder ook bij het wegkopen van Rooije Hoefsedijk 41: in plaats van zelf kritisch toetsen op risico’s, wordt zonder dossierkennis meebewogen met het CDA en de Dorpspartij.
Het probleem is dat je in het stikstofdossier met die houding niet alleen een bestuurlijke keuze maakt, maar vooral een risicokeuze: je maakt individuele ondernemers kwetsbaar voor procedures, terwijl je tegelijk doet alsof wachten een veilige tussenstap is.
Conclusie: wachten zonder vangrail is onverantwoord
Wachten mag geen beleidslijn zijn zonder juridische vangrail. Als je niet doorzet met maatregelen die aantoonbaar en tijdig depositie verlagen, maak je bedrijven kwetsbaar voor intrekkingsprocedures. En dan is het niet de politiek die rust creëert, maar de rechter die op basis van één individueel dossier ingrijpt – met alle gevolgen voor die ene ondernemer.
Juist daarom is relevant dat GS Noord-Brabant heeft gekozen om niet te blijven hangen in stilstand, maar het nieuwe spoor door te zetten. Met het besluit om de provinciale aanpak via de Omgevingsverordening en het maatregelenpakket rond verouderde stallen voort te zetten, probeert de provincie expliciet die juridische vangrail wél te bouwen: reductie organiseren, uitvoerbaar maken en tegelijk weerbaarheid creëren tegen procedures en intrekkingsverzoeken. Dat is geen garantie op nul risico, maar wel het verschil tussen sturen op een concreet reductiepad of achteraf reageren op juridische escalatie.
Gelet op de rechtspraak, inclusief de opgelegde harde termijnen, is het risico van wachten niet alleen groot, maar voor ons ook onacceptabel. Het is een risico dat je kent, dat je niet beheerst, en dat je doorschuift naar de verkeerde plek: niet naar een systeemdiscussie, maar naar individuele agrariërs die toevallig als eerste in het vizier staan. Daarom kiezen wij niet voor moties die de werkelijkheid verdoven met “wachten”, maar voor een lijn waarin je óf een juridisch houdbaar plan hebt, óf eerlijk zegt dat je boeren blootstelt aan een loterij waar de rechter het tempo bepaalt.
Jan Vroomans
Fractievoorzitter Politiek op Inhoud